Fioretti College Veghel

Lezen H4 (klas 2 b/k)

Lezen H4  
Feiten, meningen en argumenten 



1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lezen H4  
Feiten, meningen en argumenten 



Slide 1 - Tekstslide

DOEL

Feiten, meningen en argumenten 

in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is

- je weet wat een mening is

- je weet wat een argument is


Slide 2 - Tekstslide

Wat is een feit?

Slide 3 - Woordweb

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

- Een feit kan je controleren



Voorbeeld van een feit:

De helft van de vijftienjarigen in Nederland heeft wel eens een biertje gedronken.

Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een mening?

Slide 5 - Woordweb

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt

-Je kunt het eens of oneens zijn

Je kunt een mening niet controleren

- signaalwoorden: ik vind..., volgens mij..., naar mijn mening...


Voorbeeld van een mening (standpunt):

Ik vind het goed dat jongeren zakgeld krijgen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een argument?

Slide 7 - Woordweb

ARGUMENT (REDEN)

- Een argument is een uitleg (een reden) waarom je iets vindt  

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, ...


Voorbeeld van een argument (reden):

Ik vind het goed dat jongeren zakgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 8 - Tekstslide

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent
gezondigd
in alinea 1?
A
heel gezond
B
iets gegeten wat niet goed voor me was
C
gevoel
D
slecht geluisterd

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent
redelijk
in alinea 1?
A
behoorlijk
B
plan
C
gevoel
D
slecht geluisterd

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent
initiatief
in alinea 4?
A
proef
B
plan
C
gevoel
D
niet meer toestaan

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent
verbannen
in alinea 4?
A
proef
B
plan
C
gevoel
D
niet meer toestaan

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gezond eten
B
gezonde kantine
C
overgewicht bij jongeren
D
pauze op de middelbare school

Slide 14 - Quizvraag

Op welke manier wordt de tekst ingeleid?
A
In de inleiding staat een samenvatting van de tekst
B
In de inleiding vertelt de schrijver een persoonlijke ervaring
C
In de inleiding wordt een belangrijk persoon voorgesteld

Slide 15 - Quizvraag

In welke alinea lees je de mening van de overheid en het voedingscentrum?

Slide 16 - Open vraag

In welke 3 alinea's lees je de mening van de schrijver?

Slide 17 - Open vraag

Aan welke signaalwoorden herken je de mening van de schrijver in al. 3?

Slide 18 - Open vraag

Welke mening geven de overheid en het voedingscentrum?

Slide 19 - Open vraag

Klassikale vraag
Welke drie argumenten geven de overheid en het voedingscentrum voor hun mening?

Slide 20 - Tekstslide

Klassikale vraag
Wat kun je volgens de tekst kopen in een gezonde kantine?
Noem minstens drie dingen.

Slide 21 - Tekstslide

Wat staan er in tekst 4?
A
Vooral feiten
B
Vooral meningen
C
Zowel feiten als meningen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het doel van de tekst?
A
Informeren
B
Advies geven
C
Overtuigen (van een mening)
D
Tot handelen aanzetten

Slide 23 - Quizvraag

GELEERD?

- je weet wat een feit is 
- je weet wat een mening (standpunt) is 
- je weet wat een argument (reden) is 
- je weet signaalwoorden voor een mening en argument te noemen

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 25 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 26 - Open vraag